In Amsterdam, Amsterdam…

Wim Sonneveld zong ooit: “Niemand kan zich beter wensen, dan een Amsterdammer te zijn…” Dat is bijkans zestig jaar geleden. Tegenwoordig kun je beter wensen dat je geen Amsterdammer bent, want de stad wordt getroffen door een opeenstapeling van kommer en kwel. Als je niet met corona besmet raakt, moet je wel naar de voedselbank en als je met wat mazzel toch genoeg te eten hebt, zakt de grond tijdens een stadswandeling plotseling onder je vandaan en lig je te poedelen in de gracht. Is het een kwestie van tijd voordat heel Amsterdam wegzakt en vergaat in de eigen welvaart?

Want dit is niet de enige rampspoed waar de stad mee te maken krijgt of al heeft. In de Volkskrant van gisteren stond een bericht dat pijnlijk duidelijk maakte hoe het met Schiphol gesteld is. En waar is de grootste luchthaven van Nederland? In de gemeente Amsterdam. Het vliegverkeer komt weer wat op gang, maar veel kisten vliegen halfleeg rond. Vliegtuigen zijn namelijk gemaakt om te vliegen, dus moeten ze dat ook. Vliegen is goedkoper dan stilstaan. Als ze stilstaan, moet er constant onderhoud aan gepleegd worden. De CO2-uitstoot is weliswaar minder (de vliegtuigen zijn minder zwaar, dus gebruiken ze minder kerosine), maar de ecologische belasting per passagier is flink gestegen. Ondertussen maken de maatschappijen geen winst. Veel kisten die nieuw waren besteld bij de giganten Airbus en Boeing, zijn inmiddels afbesteld. Er is geen geld voor.

Daardoor blijven veel maatschappijen dus met oude vliegtuigjes rondvliegen, die ook nog eens teveel stilgestaan hebben. Dat zorgt voor nog een extra gevaar voor de toch al zo gekwelde Amsterdammers: die oude, afgeschreven kisten hebben een grotere kans om neer te storten en het zou mij niks verbazen als dat ook gaat gebeuren. Ze donderen dan op het centrum. ‘KLM bombardeert onbedoeld centrum Amsterdam met eigen vliegtuigen’ zou zomaar eens een krantenkop kunnen worden.

Alsof dat nog niet genoeg is, heeft het CDA ook boze plannen. Ze willen prostitutie gaan verbieden. Als dat zou gebeuren, kunnen de Wallen wel sluiten, en daarmee ook de toeristenbranche. Want al maak je geen gebruik van de diensten van de dames, men neemt graag een kijkje in de donkerrood verlichte straatjes. Zonder deze attractie is een bezoekje aan Amsterdam voor velen incompleet, en dus zullen de toeristen wegblijven. Dan zitten de Amsterdammers helemaal aan de grond.  

Wat een rampspoed. Is dit hele gebeuren een voorbode op wat de rest van het land te wachten staat? Een grote malaise, in vele opzichten? De rest van het land heeft dan weliswaar geen Schiphol of veel prostitutie, maar overal kan ellende de kop opsteken. Alle nieuwe verschijnselen bereiken immers eerst Amsterdam, voordat de rest van het land er lucht van krijgt, toch? Behalve dan met corona, bedenk ik me nu. Dat begon in het Brabantse Loon op Zand. Is die plaats sinds dit jaar dan de leidraad voor het landelijk welzijn? Dat is vast beter dan wanneer Amsterdam dit is. Daar is het leven vast goed.

De maandagochtendkrabbel

“Afstand! Jongens, hé! Afstand houden! Als je nu geen afstand houdt, gaan de hapjes aan je voorbij! En dan kom je ook niet in aanmerking voor het vangen van het bruidsboeket!”

Had Grapperhaus dit de hele tijd moeten roepen op zijn eigen bruiloft? Als de vleesgeworden coronawaakhond? Dat was een gezellige boel geworden. En zijn populariteit in zijn vrienden- en familiekring zou er in dat geval ook niet door gestegen zijn, me dunkt. Mocht hij het zo aangepakt hebben, dan had hij wel op zijn buik kunnen schrijven dat er nog volk zou komen op zijn toekomstige feestjes. Of zijn nieuwe huwelijk. Want dit was al de tweede keer dat hij trouwde, dus zo’n derde keer kan ook best.

Hij had het in geen geval goed kunnen doen. In het ene geval had hij zich de boosheid van zijn bruiloftsgasten op de hals gehaald, en in het andere geval dat van het gehele volk. Het laatste gebeurde. Als je als minister constant roept dat de basisregels in acht moeten worden genomen en dit vervolgens niet uitdraagt als het echt belangrijk is, is dat meer dan onhandig. Een vreemd signaal naar de buitenwereld. Zelf nam hij wel afstand overigens. Tenminste, dat dacht ik te zien op de beelden die zijn gemaakt door paparazzi in de bosjes. Voor sommige anderhalve metertegenstanders is het weer een aanleiding om te zeggen dat de regels onzinnig zijn. Maar zoals Rutte gistermiddag in de persconferentie over de ministerraad ook al benadrukte: hij en Grapperhaus adviseren om anderhalve meter te houden, ze verplichten het niet. Dat is ook de reden dat Rutte steeds heel laconiek roept: “Hahaha, ik ben geen dictator hoor! Ik ben geen dictator!”

Maar toch heeft Rutte wel een beetje gelijk. Je houdt de afstand toch niet omdat twee ministers het zeggen? Je doet dit toch in het belang van het land en voor je eigen gezondheid? Ik trek de vergelijking met het kind in ons wel vaker, en ook nu kom ik daar niet onderuit. Dit is dezelfde situatie wanneer een leraar aan zijn leerling vraagt waarom hij leert. “Omdat het van u moet, meester!” “Neen!”, zegt de meester dan, “Je leert voor jezelf!” Je houdt afstand voor jezelf (en je medemens). Niet omdat een kale oudere jongere en een mislukte komiek dat nou toevallig zeggen.

Toch was er één manier geschikt geweest om zowel de vriendenkring als het volk tevreden te stellen. Hij had een voorbeeld moeten nemen aan anderen die geen zin hebben in poespas en toch willen trouwen: gewoon op maandagochtend naar het gemeentehuis, een krabbeltje zetten en klaar. Dat kost niks, je hebt geen gedoe met zo’n feest en het is ook nog eens volledig corona-proof. “Geen feestjes met meer dan zes mensen”, zei Rutte onlangs. De maandagochtendkrabbel was dus de enige manier waarmee Grapperhaus het goede voorbeeld had kunnen gegeven. Want je kunt er donder op zeggen dat afstand houden op een bruiloftsfeest gedoemd is te mislukken.

Halt! Buurtpreventie!

Ooit gehoord van de buurtpreventie? Steeds meer dorpen en woongemeenschappen hebben het. Ik ondervond de aanwezigheid ervan afgelopen week aan den lijve.

Voor mijn YouTube-serie over de plekken waar mijn voorouders gewoond hebben, was ik afgelopen maandag in het noorden van Overijssel. Daar woonden mijn overgrootouders. Ik schoot wat sfeerbeelden van de omgeving en van het desbetreffende huis. Aan de overkant van de straat zag ik een man staan die wat argwanend naar me keek. Toen ik terugliep naar de auto, kwam hij me op een drafje tegemoet. “Hallo, kan’k die erg’ns mit help’n?”, vroeg hij me. Mijn hersenen verbinden deze uitspraak vrijwel direct met een winkel. Als een opdringerige verkoper me twee seconden na binnenkomst al in m’n nek hijgt met deze vraag, antwoord ik meestal: “Nou, nee hoor. Ik kijk even rond.” Dus dat deed ik nu ook. Even kijken of hij wel van een lolletje hield.

Zonder enige vorm van humor vervolgde hij: “Nou, omdad’de fodo’s stai’t te mak’n…” Ik begreep natuurlijk wel dat het er niet alledaags uitzag. Daarom legde ik het doel uit, maar de man bleef bloedserieus. “We heb’t hier de leste tied nogal veul inbrak’n,” mompelde hij kortaf. Vluchtig zei ik dat ik volkomen ongevaarlijk was en lachte daarbij uitgebreid, maar kreeg in de gaten dat dit geen zin had. In zijn ogen was ik al een gevaarlijke inbreker. Toen zei ik maar dat het goed was dat hij het vroeg en ging gauw weg.

Overigens had ik tot dat moment niet door dat ik met iemand van de buurtpreventie te maken had. Pas toen ik de echte dorpskern inreed, viel mij het bordje Attentie! WhatsApp Buurtpreventie! op. Toen viel bij mij het kwartje. Die man waarborgde de veiligheid in de buurt! Het deed me direct denken aan een artikel in de Volkskrant van onlangs. Dat was een goed stuk over buurtpreventie in Tilburg. De bordjes worden vaak aangevuld met de beeltenis van een boef. Ik dacht dat de buurtpreventie alleen voor het melden van verdachte situaties was, maar ze doet veel meer, bleek uit het verhaal in de krant. Ze spreken mensen aan op hun gedrag bijvoorbeeld, zeker nu er anderhalve meter afstand gehouden moet worden. En als er in de buurt vreemde voorwerpen op straat staan, zoals in een in het artikel genoemde winkelkarretje en een betonblok, waarschuwen ze de politie.

Het is goed dat de buurtpreventie bestaat. Deze mensen zijn in het dorp vaak erg geliefd, omdat ze met iedereen begaan zijn. Geliefder dan agenten waarschijnlijk, omdat ze gewoon in het dorp wonen en geen afschrikkend uniform dragen. Maar zouden deze mensen toch niet beter begeleid kunnen worden? Zeker als het vaker gaat zoals bij mij. Als gast in een gemeenschap voel je je dan niet echt welkom. Ze zijn toch min of meer een assistent van de politie. En de politie is je beste vriend. Moeten ze geen certificaat krijgen? Een button op de borst, met ‘Hallo, ik ben van de buurtpreventie. Waarmee kan ik je helpen?’ Hoeven ze dat ook niet meer te vragen, dat lees je dan al. Is voor iedereen beter. Oh nee, met een certificaat en een herkenbaar plaatje lijken ze ineens verdomd veel op een boa. Dat moet je ook niet willen tegenwoordig.